woensdag 30 januari 2008

De Palestijnse kwestie, een historisch overzicht

















Bezoek van premier Ben Gourion aan de klaagmuur in Jeruzalem. In 1967 annexeert Israël het oostelijk gedeelte van de stad. (Foto archief)


De zionisten stichten hun beweging [1896]

Voor de Palestijnen begonnen de problemen meer dan honderd jaar geleden. In 1896 sticht de Oostenrijkse jood Theodor Herzl de zionistische beweging die "van Palestina een joodse staat wil maken en de oorspronkelijke bevolking ongemerkt over de grens wil drijven". Deze beweging structureert zich in regelmatig gehouden zionistische congressen.

In 1897 volgt het eerste Palestijnse protest. In Jeruzalem richten Palestijnse notabelen onder leiding van Muhammad Taher al Husseini een commissie op die de grondaankopen door joden moet proberen te verhinderen. De bevolking van Palestina is dan voor 98 procent Arabisch, joods grondbezit is zo goed als onbestaande.

In 1899 wordt in Londen de Jüdische Colonial Bank gesticht. Later verandert die haar naam in Jewish Colonial Trust. Ze fungeert als nationale bank voor de zionistische beweging en is nu nog altijd, onder de naam Bank Leumi Le-Yisraël, de nationale bank van Israël. In 1901 wordt in Bazel het Joods Nationaal Fonds (Keren Keyameth leYisrael) gesticht¸ en in 1920 het Opbouwfonds (Keren Hayesod). Het eerste specialiseert zich in aankopen van onroerend goed, het tweede in het financieren van infrastructuurwerken. Beide fondsen bestaan nog steeds en zijn actief zowel in Israël als in de Bezette Gebieden. Zij opereren enkel ten gunste van joden.

De Palestijnse reactie laat niet op zich wachten. De nationalisten stichten twee kranten die de Palestijnse nationale beweging op gang brengen: Al Karmal (1909) en Falastin (1911), en een Maatschappij ter Ontwikkeling van Arabisch Palestina (Shirkat al Iqtisad al Falastini al Arabi).

1917 is een belangrijk jaar. De Britten, die Palestina besturen als een mandaatgebied, engageren zich in een officiële verklaring, de Balfour Declaration, om de zionisten bij te staan in de uitbouw van een "joods nationaal tehuis" in Palestina. Vanaf 1920 zullen de joden Palestina koloniseren. Direct komt het Palestijns verzet op dreef. Op 1 mei 1921 breekt een grote revolte uit, zowel tegen het Britse bestuur als tegen de zionistische kolonisatie. In Haifa en Jaffa vinden grote gevechten plaats. Balans: 95 doden en 219 gewonden.


In 1929 proberen de joodse kolonisten een eerste maal om de heiligdommen rond de Al Aqsa-moskee in handen te krijgen. Er volgt een algemene revolte in Palestina en weer is de balans zwaar: 249 doden en 572 gewonden. De zionisten krijgen geen controle over de heiligdommen.

Het Palestijns verzet de kop ingedrukt [1939]

De gebeurtenissen van 1929 wakkeren de nationale beweging nog meer aan. Verscheidene nationalistische partijen zien het licht: de Onafhankelijkheidspartij (Hizb al Istiqlal), de Partij voor de Verdediging van het Palestijnse Vaderland (Hizb al Difa'a al Watani al Falastin) en de Partij van Palestijnse Arabieren (Hizb al Arabi al Falastini).

In 1936 roepen de Palestijnen een algemene staking uit tegen de kolonisatie. Het is de langste algemene staking uit de geschiedenis van de Palestijnse arbeidersbeweging. Ze duurt zes maand. Dan evolueert ze tot een guerilla-oorlog. De Palestijnen slagen erin heel het platteland onder hun controle te krijgen (op de joodse kolonies na) en veroveren de belangrijkste steden¸ waaronder Haifa, Jaffa en het oude stadsdeel van Jeruzalem. De strijd gaat niet alleen tegen de kolonisatie maar is ook sociaal. Zo lanceert men de slogan "het land voor wie het bewerkt, het huis voor wie erin woont".

De Britten voeren massaal troepen aan om de revolte neer te slaan en bewapenen de joodse kolonisten. Zo worden de grondvesten gelegd van het latere Israëlisch leger. Moshe Dayan en Yigal Allon, beiden later generaal en minister, krijgen dan hun militaire scholing.

De joodse kolonisten opereren als anti-guerilla eenheden. 's Nachts infiltreren zij in Palestijns gebied en bouwen er geprefabriceerde forten: een houten toren wordt omringd met een palissade en zo ontstaat een nieuwe kibboets (een joodse coöperatieve gemeenschap of kolonie). Tijdens de Palestijnse revolte worden op die manier 53 kibboetzim gesticht.


In 1939 bloedt de opstand dood. Er zijn 15.000 doden en gewonden gevallen. De onafhankelijkheidsoorlog van de Palestijnen is mislukt en de slagkracht van het Palestijns verzet is voor enkele decennia gebroken.

Een joodse staat, te vuur en te zwaard [1948]

De zionisten profiteren van de nederlaag van de Palestijnse opstand om de uitroeping van hun joodse staat voor te bereiden. Daarbij ontzien zij niets of niemand. Hun staatsopbouw gaat over lijken. In 1933 sluiten zij zelfs akkoorden af met de nazi's. Zij krijgen de toestemming om in Duitsland trainingskampen (Umschulungslager) te organiseren waarin Duitse joden worden klaargestoomd om naar Palestina te emigreren.

Via een economisch akkoord krijgen rijke Duitse joden de toelating hun kapitaal naar Palestina te transfereren. Zo wordt de basis gelegd van de latere joodse industrie in Palestina. Politieke bezwaren van niet-zionistische joden, toen nog veruit in de meerderheid, worden door de zionistische leider en later eerste premier van Israël, Ben Goerion, afgewimpeld met ondermeer deze uitspraak: "Als men mij voor de keuze plaatst en zegt dat ik alle kinderen in Duitsland kan redden door ze naar Engeland te laten vertrekken, of dat ik maar de helft kan redden door ze naar Palestina te laten komen, dan kies ik voor de tweede mogelijkheid." Deze uitspraak dateert van enkele dagen na Hitlers beruchte Kristallnacht. Toch werpen de zionisten zich na de Tweede Wereldoorlog op als morele erfgenamen van de joodse nazi-slachtoffers.


De massale immigratie van Europese joden die na de oorlog op gang komt doet de spanning tussen beide bevolkingsgroepen in Palestina verder stijgen. De Verenigde Naties gaan zich ermee bemoeien. In 1947 stellen zij voor om Palestina op te delen.


De joden vormen dan een derde van de bevolking en bezitten net geen 7 procent van de grond. Zij krijgen in het verdeelplan 60 procent van de grond toegewezen. Het verdeelplan wil drie gebieden creëren: een Arabische staat op slechts 40 procent van de grond en met een minderheid van 10.000 joden; een internationaal gebied rond Jeruzalem met een nipte Arabische meerderheid; en een joodse staat met een nipte joodse meerderheid. Tenminste officieel, want men is vergeten de Palestijnse bedoeïnen bij de rest van de Arabische bevolking op te tellen. Eigenlijk gaat het dus om een 'joodse' staat met de facto een Arabische meerderheid.


De Palestijnen verwerpen het plan als onrechtvaardig, de zionisten aanvaarden het in theorie, maar zullen tijdens de oorlog die in 1948 volgt een veel groter gebied veroveren dan was voorzien.


Zij roepen op 15 mei 1948 eenzijdig de onafhankelijkheid uit en verdrijven de overgrote meerderheid van de Palestijnen uit hun joodse staat. Die vormen tot vandaag de meer dan vier miljoen vluchtelingen in Jordanië, Libanon en elders. Bij wet wordt hen de terugkeer ontzegd, terwijl alle joden ter wereld worden opgeroepen om naar Israël 'terug te keren'.

Onder de vleugels van de VS [1967]

In de zesdaagse oorlog van 1967 verovert Israël, naast andere Arabische gebieden, de rest van Palestina, namelijk de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. Een nieuwe golf Palestijnen wordt verdreven. Een nieuwe verzetsbeweging komt op gang en begint een guerilla tegen Israël. Dit zijn ondermeer Fatah, van Yasser Arafat, die ook de PLO gaat controleren, het Volksfront, het Democratische Front voor de Bevrijding van Palestina. Er zijn er in het totaal veertien.

Tijdens die juni-oorlog bewijst Israël dat het een belangrijke militaire macht is in het Midden-Oosten, en dit interesseert de Amerikanen. Van dan af wordt Israël samen met Iran, Turkije en Saudi-Arabië de belangrijkste bondgenoot van de Verenigde Staten.

Tussen 1967 en 1973 komt het tot een militaire alliantie en een economisch-militaire samenwerking onder Yitzak Rabin, toen Israëls ambassadeur in de VS. In 1969 lanceren de VS het plan-Rogers, een eerste poging om een Amerikaanse 'oplossing' voor het conflict door te drukken.

In 1970 wordt het Palestijns verzet tijdens de Zwarte September-maand door de Jordaanse koning Hoessein uitgemoord en naar Libanon verjaagd. De Verenigde Staten gaan zich nu permanent met de kwestie bemoeien. Wanneer Egypte tijdens de Oktober-oorlog van 1973 de Sinaï op Israël herovert, starten zij een groot diplomatiek offensief onder leiding van Henry Kisssinger. Die zorgt ervoor dat Egypte ook in het Amerikaanse kamp terecht komt.

De Palestijnen die in Israël zijn kunnen blijven, roeren zich voor het eerst massaal in 1976, als reactie op nieuwe grondonteigeningen en op de politieke, sociale en economische apartheid waarvan zij het slachtoffer zijn. Zij maken een vijfde uit van de Israëlische bevolking, in sommige gebieden, zoals centraal Galilea, vormen zij zelfs de meerderheid. De Palestijnen buiten Isräel steunen deze revolte.

De VS proberen in 1978 tijdens een top op Camp David, een buitenverblijf van de VS-president, een eerste 'vredesproces' op gang te brengen tussen de Isräelische premier Begin en de Egyptische president Sadat. De PLO is niet bij deze onderhandelingen betrokken. Zij lopen voor de Palestijnen op niets uit.




















De eerste intifada dwong Israël te onderhandelen over de akkoorden van Oslo. Maar die garanderen niet de Palestijnse soevereiniteit over een deel van bezet gebied zoals soms wel eens beweerd wordt maar enkel over personen. (Foto PLO)

De eerste intifada [1987]

Op 9 december 1987 breekt de intifada uit: de Bezette Gebieden komen massaal in opstand. Om de situatie onder controle te krijgen besluit Israël om toch met Yasser Arafat te onderhandelen. Het 'vredesproces' komt op gang. De eerste onderhandelingen vinden plaats in Madrid in 1991. Ze leiden in 1993 tot de ondertekening van het Oslo-akkoord, dat de Palestijnen een vorm van autonomie belooft in de Bezette Gebieden.

In 1995 wordt dan het Oslo II-akkoord ondertekend. De akkoorden voorzien niet in een Palestijnse soevereiniteit over een deel van Palestina, zoals meestal wordt gesuggereerd. De Palestijnse Autoriteit krijgt geen macht over de grond, het water, de wegen of de grenzen. Hij mag alleen autonomie uitoefenen over personen, namelijk een deel van de bevolking (niet de joodse kolonisten) in de bezette gebieden. Om zich te financieren mag hij beperkte belastingen heffen en om de akkoorden door te drukken mag hij een politiemacht uitbouwen.

De uitvoering van de Oslo-akkoorden wordt de facto op de lange baan geschoven. Er volgt veel overleg, het lijkt erop of het vredesproces een bezigheidstherapie is voor Yasser Arafat. Telkens hij met een Israëlische premier in een vliegtuig stapt, hebben de media het over een historische top. Maar als beide mannen enkele dagen later weer uit het vliegtuig stappen, noemen de journalisten het een gemiste kans.

Daarom worden de Oslo-akkoorden herzien en vervangen door de Wye-akkoorden van 1998 en 1999, genoemd naar Wye Plantation, nog een buiten-verblijf van de VS-president. Ook deze akkoorden worden maar met mondjesmaat toegepast. Daarom volgt nog maar eens een top in Camp David. Het helpt weinig.

De tweede intifada [2000]

Begin 2000 ziet de situatie er als volgt uit. Het gebied waarin de Palestijnen hun beperkte autonomie over een deel van de bevolking mogen uitoefenen bedraagt 60 procent van de Gazastrook en 10 procent van de Westelijke Jordaanoever. Het bevat de acht grootste steden en een groot deel van de Palestijnse bevolking. De soevereiniteit en de uiteindelijke macht blijven echter in handen van Israël.

Er is ook een overgangsgebied, zo'n 450 Palestijnse dorpen, ongeveer 27 procent van de Westelijke Jordaan-oever, waar de Palestijnse Autoriteit mag opereren naast en onder het Israëlisch militair bestuur. En dan is er de grote moot, 64 procent van de Westoever, waar de Palestijnen niets te zeggen hebben en waar Israël rustig verder kolonies bouwt. Het maakt de facto deel uit van Israël, de kolonisten leven er onder de Israëlische wetgeving.

Als we de situatie door een Palestijnse bril bekijken, controleert Israël na bijna tien jaar 'vredesproces' nog altijd 95 procent van heel historisch Palestina (Israël zelf, de Gazastrook en de Westoever). De bijna vijf miljoen Palestijnse vluchtelingen buiten Palestina vallen volledig buiten de onderhandelingen. De tweeënhalf miljoen Palestijnen in de Bezette Gebieden worden met een symbolische autonomie aan het lijntje gehouden, en een miljoen Israëlische Palestijnen blijven tweederangs-burgers. De onderhandelingen hebben dus niets opgeleverd.

Dat is ook de conclusie die de Palestijnen op het terrein trekken: de Al Aqsa-intifada breekt uit. Een nieuwe opstand, ditmaal niet alleen in de Bezette Gebieden, maar ook in de Palestijnse gebieden binnen Israël: er vallen tientallen doden en gewonden in steden binnen Israël zoals Um al Faham, Nazareth, Jaffa, Haifa en in heel Galilea en de Negeb.


De zogenaamde vredesduiven in Israël trekken van leer tegen de Palestijnen. Zoals Simon Peres, Nobelprijs voor de Vrede, die in een televisie-interview op BBC en op de Belgische televisie met valse emotie in zijn stem vroeg: "Waarom vallen zij ons aan, waarom willen zij geen vrede en gooien met stenen, zodat wij wel met raketten moeten terugschieten?"

Peres en de Israëlische socialisten zijn de schijnheiligheid in persoon. Van rechtse zionisten (de Likoud-partij) verwacht iedereen een harde politiek. Van 'links' (Labour, de Arbeiderspartij) verwachten velen nog altijd alle heil voor het vredesproces. Daarbij vergeten zij dat het de Labour-zionisten waren die in 1936-'39 mee de Palestijnse onafhankelijkheidsstrijd hebben neergeslagen, dat zij de staat Israël hebben uitgeroepen, dat zij de Palestijnen hebben verdreven in 1948 en in 1967. De Labour-zionisten zijn verantwoordelijk voor de bezetting en voor de kolonisatie. Zij maken het 'vredesproces' tot een klucht, want zij herleiden het tot onderhandelen en ondertussen verder koloniseren en onderdrukken. De Palestijnen hebben nog een lange, harde weg van strijd te gaan.

Het vredesproces is na Camp David onder Sharon verworden tot een de facto herbezetting van de Westoever waaarbij de Palestijnen quasi permanent opgesloten zitten in 227 kleine gebiedjes waarin alle politieke, sociale en economische activiteit onmogelijk wordt gemaakt. Dit leidt tot grote miserie: 60 tot 80 procent werkloosheid en de wanhoop waaruit de zelfmoordoperaties ontstaan. Het is vooral vanaf de tweede intifada en de uithongering van de Palestijnen in hun 'autonome' gebiedjes dat de zelfmoordoperaties het bijna enige strijdmiddel geworden zijn.


Bron: http://www.solidaire.org/international

Geen opmerkingen: