dinsdag 4 maart 2008

Het Beloofde land? ...... Het Beroofde land!



De Palastijnse Kwestie


Introductie

Er bestaat een groot onderscheidt tussen de werkelijke manier waarop de westerse mogendheden omgegaan zijn met de creatie en instandhouding van de zionistisch staat Israël, en de ideeën hieromtrent onder de mensen in het westen. Terwijl Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, als naties, een nadrukkelijke rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van de joods-zionistische staat in het gebied reeds vele eeuwen bekend onder de naam Palestina, heeft het merendeel van haar bevolking een bijna ambivalente houding tegenover wat vandaag de dag bekend is als de Palestijnse Kwestie.


Dat deze houding betreffende de “Palestijnse Kwestie” onder de mensen in het westen voor een groot deel verklaard kan worden door getinte verslaggeving in de media, mag als gevolg van objectief onderzoek hiernaar als feit worden aangenomen. Maar haar houding van ambivalentie heeft duidelijk ook mede te doen met de afwezigheid van kennis omtrent het ontstaan van de joods-zionistische staat Israël bij de gemiddelde westerse mens. Echter, zelfs bij de mensen met uitgesproken meningen over de Palestijnse Kwestie ontbreekt in vele gevallen werkelijke kennis over de feiten omtrent het ontstaan van Israël. Discussies omtrent de Palestijns Kwestie zijn daarmee in veel gevallen voornamelijk emotionele aangelegenheden waarbij voor de rede, ook al omdat iedere afwijking van de “officiële lijn” gelijkgesteld wordt met antisemitisme, geen tot weinig ruimte is. In alle eerlijkheid kan men derhalve stellen dat in de gevallen waar mensen zich wel een mening hebben gevormd over deze kwestie, deze mening slechts in enkele gevallen is gebaseerd op feiten maar voornamelijk op emotie.


De Recente Geschiedenis van Palestina


Nadat Palestina onder Khalief ‘Umar in 638 n.C. geopend was voor Islam en tot de Islamitische Staat de Khalifah was gaan behoren, ontwikkelde het zich snel tot een puur islamitisch gebied, de bevolking waarvan en masse tot Islam overging. Voor de bijna 1300 jaren dat het gebied aldus onder het bestuur van de Khilafah staat bleef, leefden in het gebied een kleine gemeenschap Arabieren die christen waren gebleven samen met de moslims, onder de systemen van Islam.


Met de oprichting van de joods-zionistische beweging in Europa in de 19e eeuw, onder aanvoering van Theodoor Herzl, kwam een beweging op gang - zij het op kleine schaal - van joden die emigreerden uit Europa naar hun “Beloofde Land”, Palestina. De joods-zionistische beweging was eerder een nationalistische dan een religieuze beweging, en streefde naar de vestiging van een joodse etnische staat in de wereld, een thuisland voor het joodse ras, de rechtvaardiging waarvoor zij desalniettemin baseerde op de joodse religie. Omstreeks het eind van de 19e eeuw telde Palestina als gevolg hiervan omstreeks 20,000 joden, op een totale bevolking van 700,000 mensen voornamelijk, zoals gezegd, moslims. Palestina werd destijds nog altijd geregeerd door Islam aan de hand van de Ottomanen vanuit Istanboel. Als gevolg van de continue pogingen van Frankrijk, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië de invloed van deze staat in het Midden-Oosten te breken, vond de Khilafah staat zich tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914 - 18) terug aan de zijde van Duitsland, tegenover de legers van de Fransen, Amerikanen, Britten, Italianen en Russen. In een poging hun vijand van binnenuit te verzwakken, probeerden dezen de Arabieren ervan te overtuigen hun zijde te kiezen in de strijd tegen de (Turkse) Ottomanen, door hun zelfbestuur te beloven wanneer de Khilafah eenmaal overwonnen zou zijn.


Na de zionisten in Europa eerder al Oeganda en Argentinië te hebben aangeboden als locaties voor de nieuw te stichten staat - beiden door de leiders van de zionistische beweging terzijde werden geschoven als niet geschikt, ondertekende Brits minister van buitenlandse zaken Lord Balfour in 1917 een brief gericht aan een van de leiders van de zionisten, Lord Rothschild, waarin de Britse overheid, in een poging de zionisten in Palestina voor zich te winnen in de strijd tegen de Khilafah, zich committeerde aan de vestiging van de te vormen joods-zionistische staat in Palestina. Het resultaat van deze stap was dat de kleine groep zionisten reeds in Palestina tijdens de Eerste Wereldoorlog, zich daar ontwikkelden tot een “vijfde colonne” doordat ze de zijde kozen van een buitenlandse macht in diens een oorlog tegen de van oudsher heersers over het gebied waar zij verbleven.


Met het einde van de Eerste Wereldoorlog, die werd verloren door de Islamitische Staat, kwam als gevolg van de overeenkomst van Sykes-Picot Palestina inderdaad onder Brits mandaat. Ondanks hun aantallen, was in Palestina met het Brits mandaat aldaar de rol van de moslims - en daarmee Islam - uitgespeeld. De invloed van de zionisten in Palestina nam hiermee toe, al waren zij slechts met weinigen en een absolute minderheid in het gebied. Desalniettemin was de invloed van de oproep van de zionisten op de joden in Europa nog altijd gering, en bleef de emigratie van joden uit Europa naar Palestina van verwaarloosbare omvang. Dit veranderde pas met de vervolging van de joden in Europa aan de hand van Nazi Duitsland, en aan het eind van de Tweede Wereldoorlog van de 20e eeuw gaf Groot-Brittannië haar mandaat in Palestina op ten gunste van de zionisten, zogezegd als repatriëring voor de schade geleden onder Nazi’s. In Palestina, waarvan op dat moment nog altijd 92% van het land bevolkt werd door enkel moslims, werd daarmee in 1948 de joods-zionistische staat Israël gesticht.


Een eerste gaf daarmee aan een tweede, vanwege de misdaden van een derde, het land van een vierde.

De Oorsprong van de Palestijnse Kwestie

“Joodse nederzettingen zijn gebouwd op de plaats van wat eerst nederzettingen van Arabieren waren. Jullie kennen de namen van deze nederzettingen van de Arabieren niet eens meer. Ik neem het jullie niet kwalijk omdat de aardrijkskunde boeken (die deze namen nog vermelden, red.) niet meer bestaan. Niet alleen bestaan deze boeken niet meer, de nederzettingen van de Arabieren bestaan ook gewoon niet meer. Ieder van de nederzettingen gebouwd in dit land heeft eerst een Arabische bevolking gekend.” - Moshe Dajan, Israëlisch generaal in een interview met de krant Ha’aretz, 4 april 1969- , Israëlisch generaal in een interview met de krant Ha’aretz, 4 april 1969


Dat de joodse staat in de boven geschetste demografische omstandigheden - met 92% van het land gedomineerd door moslims - simpelweg niet zou kunnen bestaan, was een besef dat leefde onder de leiders van de zionistische beweging op het moment dat zij de heerschappij over Palestina verwierf. Dit besef luidde in wat men in Israël vandaag de dag haar “bevrijdingsoorlog” noemt. De vooraanstaande geschiedkundige en onderdaan van de zionistische staat Bennie Morris heeft onderzoek verricht naar de Israëlische bevrijdingsoorlog, en heeft naar aanleiding van zijn boek betreffende dit onderwerp - waarin hij als eerste bewijzen aanvoert voor een groot aantal misdaden door Israëlische leger gepleegd tegen de Palestijnen - tevens bij dit onderwerp een interview gegeven aan de Israëlische krant Ha’aretz.


Hierin steldde hij onder andere, in antwoord op de vraag hoeveel gevallen van verkrachting aan de hand van Israëli’s plaats vonden in 1948 (het jaar van de “bevrijdingsoorlog”):


“Ongeveer een dozijn. In Acre hebben vier soldaten een meisje verkracht, en haar en haar vader vermoordt. In Jaffa verkrachtten soldaten van de Kiryati Brigade een meisje en vier anderen geprobeerd te verkrachtten. In Hunin, in de Galilee, zijn twee meisjes verkracht en vermoordt geworden. Er waren een of twee gevallen van verkrachting in Tantura, ten zuiden van Haifa. Er was een geval van verkrachting in Qula, in het centrum van het land. In het dorp Abu Shusha, nabij de Kibbutz Gezer (in het gebied van Ramle) waren vier vrouwen gevangen, een waarvan een aantal keren verkracht is. En er waren meer voorvallen. Over het algemeen was er meer dan een soldaat bij betrokken. En over het algemeen waren er twee of meer Palestijnse meisjes bij betrokken. In een groot deel van de gevallen eindigde het voorval met moord. Omdat noch de slachtoffers, noch de verkrachters gewoonlijk de voorvallen meldden, moeten we er vanuit gaan dat het dozijn gerapporteerde gevallen van verkrachting, welke ik gevonden heb, niet het hele verhaal zijn. Zij zijn slecht het topje van de ijsberg.”


En in antwoord op de vraag voor hoeveel massamoorden de Israëli’s verantwoordelijk zijn geweest in 1948:


“Vierentwintig. In sommige gevallen werden vier of vijf mensen geëxecuteerd, in anderen waren de getallen 70, 80, 100. Er werd ook veel willekeurig gemoord. Twee oude mannen werden gezien wandelend in een veld - ze werden neergeschoten. Een vrouw werd gevonden in een verlaten dorp - ze werd neergeschoten. Er zijn gevallen zoals het dorp Dawayima (in het gebied rondom Hebron) waarin een colonne het dorp al schietend binnenreed en alles doodde dat bewoog.


De ergste gevallen waren Saliha (70 - 80 gedood), Deir Yassin (100 - 110 gedood), Lod (250 gedood), Dawayima (honderden gedood) en misschien Abu Shusha (70 gedood). Er is geen onomstotelijk bewijs voor een grootschalige slachting in Tantura, maar oorlogsmisdaden zijn daar zeker gepleegd. In Jaffa vond een slachting plaats waarover tot nu toe niets bekend was. Hetzelfde geldt voor Arab al Muwassi, in het noorden. Bijna de helft van de gevallen van massamoord waren onderdeel van Operatie Hiram (in het noorden van Palestina in 1948): in Safsaf, Saliha, Jish, Eilaboun, Arab al Muwasin, Deir al Asad, Majdal Krum, Sasa. Tijdens Operatie Hiram was er een ongebruikelijk groot aantal voorvallen van executie tegen een muur of naast een greppel, op een ordelijke en georganiseerde manier.”


Hierop concludeert Morris in zijn boek, zo geeft hij aan:


“Dat kan geen toeval zijn geweest. Het is een patroon. Blijkbaar hebben verscheidene officieren die deelnamen aan de operatie gedacht dan hun opdracht tot verdrijving hen toestond deze daden te verrichten, om de bevolking te motiveren de vluchten. Het is een feit dat niemand bestraft is voor deze moorden. Ben-Gurion (toenmalig Minister-president van Israël, red.) zweeg de zaak dood. Hij verborg de feiten voor de officieren die de slachtingen verrichten.”


Voor Morris heeft zijn onderzoek dus duidelijk gemaakt dat de Israëlische bevrijdingsoorlog een geheel ander doel diende dan wat men zou verwachten van een oorlog met een dergelijke naam. Zo stelt hij tijdens het interview bijvoorbeeld:


“Een van de onthullingen in mijn nieuwe boek is dat op 31 oktober 1948 de aanvoerder van het Noordelijk Front, Moshe Carmel, een order in schrift aan zijn eenheden uitvaardigde om de verwijdering van de Arabieren te bespoedigen. Carmel ondernam deze stap direct na bezoek van Ben-Gurion aan het Noordelijk Hoofdkwartier in Nazareth. Er bestaat bij mij geen twijfel dat dit order afkomstig was van Ben-Gurion. Net zoals het order tot verdrijving voor de stad Lod, ondertekend door Yitzhak Rabin, uitgevaardigd werd onmiddellijk na Ben-Gurion’s bezoek aan het hoofdkwartier van operatie Dani (juli 1948).”

En:


“Van 1948 af aan stond Ben-Gurion de boodschap van verplaatsing voor. Er bestaat hiervan geen expliciet order in schrift, er is geen geordend alomvattend beleid, maar er bestaat een sfeer van (volks)verplaatsing. Het idee van verplaatsing vult de atmosfeer. Het gehele leiderschap begrijpt dat dit het idee is. Het officiers korps begrijpt wat van hen verwacht wordt. Onder Ben-Gurion wordt een consensus over verplaatsing gecreëerd.”


Op de vraag of hij David Ben-Gurion als transferist zag, iemand die geloofde dat al de niet-joden uit Palestina verdreven dienden te worden, antwoordde Morris:


“Natuurlijk was Ben-Gurion een transferist. Hij begreep dat er geen Joodse Staat zou kunnen bestaan met een grote en vijandige Arabische minderheid in haar midden. Er zou geen dergelijke staat zijn. Het zou niet bestaan kunnen hebben.”


De Palestijnse Kwestie naar Zionistische Visie


“Ik erken niets genaamd Internationale Principes. Ik zweer dat ik ieder Palestijns kind geboren in dit gebied zal verbranden. De vrouw en kind van Palestijnse afkomst zijn gevaarlijker dan de man, omdat het bestaan van het Palestijnse kind inhoudt dat het voor generaties zal bestaan; de man betekent slechts een beperkt gevaar. Ik zweer dat indien ik een Israëlische burger zou zijn die een Palestijns kind tegen kwam, ik het zou verbranden en doen laten lijden alvorens het te doden. Met een slag heb ik 750 Palestijnen gedood (in Rafah in 1956, red.). Ik moedig mijn soldaten aan de Arabische vrouwen en meisjes te verkrachten, want iedere Palestijnse vrouw is een slaaf voor de jood; en wij doen met haar wat wij willen, en niemand zal ons zeggen wat te doen, want wij zeggen anderen wat te doen.” - Ariel Sharon, in een interview met generaal Ouze Merham, 1956-, in een interview met generaal Ouze Merham, 1956


Deze, volgens sommigen, onthullingen zijn niet afkomstig van tegenstanders van de joods-zionistische staat. Bennie Morris, de man aan het woord, staat bekend als fervent zionist. Met zijn kennis van de realiteit van Israël’s bevrijdingsoorlog, is hem tevens gevraagd naar zijn houding tegenover deze oorlogen de handelingen van Ben-Gurion hierin:


“Ben-Gurion had gelijk. Had hij niet gedaan wat heeft hij gedaan, dan was de staat nooit realiteit geworden. Dit moet duidelijk zijn. Het valt niet te ontwijken. Zonder ontworteling van de Palestijnen zou een joodse staat hier nooit zijn verschenen.


Er bestaat geen rechtvaardiging voor verkrachting. Er zijn geen rechtvaardigingen voor massamoord. Maar, in sommige gevallen is uitzetting geen oorlogsmisdaad. Naar mijn mening zijn de uitzettingen van 1948 geen oorlogsmisdaden geweest. Men kan geen omelet maken zonder eieren te breken. Men moet zijn handen vuil maken.”
En wanneer gevraagd naar zijn mening over de bevelhebbers tijdens Operatie Dani, waarvan bekend is dat zij de colonne van 50,000 mensen verdreven uit Lod aanschouwden die oostwaarts liepen naar de vluchtelingenkampen, stelt Morris:


“Ik begrijp hen zeker. Ik begrijp hun motieven. Ik denk niet dat zij steken van hun geweten gevoeld hebben, en in hun plaats zou ook ik geen steken van mijn geweten gevoeld hebben. Zonder deze handeling zouden we nooit de oorlog gewonnen hebben en zou de staat nooit tot stand gekomen zijn.”


Volgens Morris is de Palestijnse Kwestie dus de aanwezigheid van Palestijnen in het land dat de joods-zionistische beweging zich als thuisland heeft toegeëigend. Morris stelt:


“Aangezien hij (Ben-Gurion, red.) reeds met verdrijving bezig was, had hij misschien het werk af moeten maken. Ik weet dat dit de Arabieren en de liberalen en de politiek correct types zal verbazen. Maar naar mijn gevoel zou deze plaats rustiger zijn geweest en minder kwellingen kennen was de zaak voor eens en voor altijd afgedaan geweest, indien Ben-Gurion een grote verdrijving uitgevoerd had en het hele lang geschoond had - het hele Land van Israël, tot zover als de rivier van Jordanië. Het zou zo kunnen zijn dat uiteindelijk dit een fout zal blijken te zijn geweest. Had hij een gehele verdrijving uitgevoerd - eerder dan een gedeeltelijke - dan had hij de staat Israël gestabiliseerd voor generaties te komen.”


De Realiteit van de Palestijnse Kwestie


“Israël heeft een techniek voor het onteigenen van de eigendommen van haar niet-joodse inwoners. Het roept een gebied uit tot militair gebied, als gevolg waarvan voor veiligheidsredenen al de mensen moeten vertrekken. Het zijn wel nooit Israëlische gebieden waar dit plaats vind, het is altijd Palestijns land. Nadat het gebied is uitgeroepen tot bufferzone voor veiligheid, bouwt men er joodse nederzettingen. Zo worden de Palestijnen hun gebieden afgepakt.” - Noam Chomsky, in een interview met het magazine Safundi uit Zuid-Afrika, 10 mei 2004- , in een interview met het magazine Safundi uit Zuid-Afrika, 10 mei 2004


De Palestijnse Kwestie is derhalve het resultaat van het feit dat in een gebied twee groepen wonen, een nieuw en een oud, beiden waarvan van mening zijn dat het land hun toebehoort. Naar objectieve maatstaven is het een groot onrecht dat het Palestijnse volk is aangedaan; verdrijving van hun geboortegrond, van het land dat sinds eeuwen door hun bewoond werd, door een groep buitenstaanders. Het is een feit wiens bestaan door Morris, gezien zijn uitspraken, ook niet ontkend wordt.


Wanneer men derhalve tot de essentie van de Palestijnse Kwestie probeert te geraken, ze is het resultaat van het feit dat de zionisten van mening zijn dat zij het recht hebben anderen onrecht aan te doen. Of, zoals Morris het verwoord:


“ Er zijn omstandigheden waaronder etnisch zuiveren gerechtvaardigd is. Ik weet dat deze term zuiver negatief klinkt gezien de loop van de 20ste eeuw, maar als de keus is tussen etnisch zuiveren en genocide - de vernietiging van je volk - dan prefereer ik etnisch zuiveren.”

En:


“Wij zijn de ware slachtoffers in de geschiedenis, en wij zijn ook het grotere mogelijke slachtoffer van de toekomst. Iedereen zal zich realiseren dat wij de ware slachtoffers zijn.”

Ten Slotte


“Als ik een leider van de Arabieren was geweest, dan zou ik nooit een overeenkomst met Israël ondertekend hebben. Dat is toch normaal, we hebben hun land gestolen. Er is antisemitisme geweest, Nazisme en Auswitz, maar was dat hun schuld? Zij zien slechts een enkel iets; wij zijn gekomen en hebben hun land gestolen. Waarom zouden ze zoiets accepteren?” - David Ben-Gurion, in “The Israëli Paradox”- , in “The Israëli Paradox”


“Was ik een Palestijn, dan was ik lid geworden van een verzetsgroep.” Ehud Barak, in Ha’aretz, 3 juni 1998, in Ha’aretz, 3 juni 1998


Het is een feit dat ten grondslag aan het zionisme dezelfde pseudo-wetenschappelijk theorieën liggen als aan het Nazisme, namelijk dat rassen superieur en minderwaardig kunnen zijn. Maar Morris’ woorden bieden naast een historisch inzicht tevens een belangrijk inzicht in de psyche van de joods-zionistische beweging. Zij is overtuigd dat het joodse volk in heel haar geschiedenis altijd het slachtoffer is geweest, wat culmineerde in de bezetting van Europa door de Nazi beweging. Het is in deze tijd dat naar haar mening het joodse volk met uitsterven - genocide - werd bedreigd, zodat er wel iets moest gebeuren om haar behoud te verwezenlijken. Vanuit dit idee van noodzaak is men gekomen tot acceptatie van het idee dat lijden bijna proportioneel onrecht rechtvaardigt.


Dus de zionist zoals Morris is niet van mening dat het Palestijnse volk rechtvaardig wordt behandeld. Hij onderschrijft dat de vestiging van de staat Israël voor deze mensen een vreselijke situatie heeft doen ontstaan. Maar de rechtvaardiging hiervoor zoekt hij enerzijds in het idee dat het lijden van het joodse volk historisch gezien altijd groter is geweest, en anderzijds in het idee dat het lijden van het joodse volk per definitie groter is dan het lijden van enig ander volk - een uitermate racistisch idee. Omdat het joodse volk heeft geleden heeft zij volgen Morris het recht verworven onrecht aan te doen. En omdat volgens de racistische pseudo-wetenschap onder het zionisme het onrecht dat het joodse volk is aangedaan altijd superieur is aan het onrecht dat het joodse volk een ander volk aan kan doen, is ieder onrecht dat zij een ander aandoet gerechtvaardigd.


In het aanzicht van een dergelijke redenatie dienen discussies omtrent de Palestijnse Kwestie zich niet toe te spitsen op de vraag of het joodse volk nu met uitsterven bedreigd werd of niet, zoals Morris onterecht ter rechtvaardiging van de vestiging van de staat Israël aanhaalt. Zeker het joodse volk is onrecht aangedaan, maar in Europa door de Europeanen en niet in Palestina door de Palestijnen. Ook de vraag of de Palestijnen nu onrecht aangedaan wordt door de Israëli’s, of de Israëli’s door de Palestijnen is hier feitelijk niet van belang. Het zijn de Palestijnen ten slotte, zo accepteert ook Morris, die met geweld verdreven zijn geworden van hun geboortegrond. Zelfs de vraag of Palestijns verzet nu gerechtvaardigd is of niet, is niet van belang - het blijft immers altijd een reactie op willekeurig geweld in dienst van een verdrijving van een volk, en is daarmee objectief gezien ten alle tijde gerechtvaardigd.


De essentiële vraag betreffende de Palestijnse Kwestie is of onrecht aangedaan, het aandoen van onrecht rechtvaardigt. Om preciezer te zijn, betreffende de Palestijnse Kwestie is de vraag of onrecht aangedaan het aandoen van onrecht tegen een derde rechtvaardigt, omdat dit idee het fundament vormt onder de joods-zionistische staat tezamen met wie de Palestijnse Kwestie is geboren.


Noot:

Het interview dat Bennie Morris gaf aan Ha’aretz in januari 2004 is te vinden op:

www.haaretz.com/hasen/objects/pages/PrintArticleEn.jhtml?itemNo=380986




2 opmerkingen:

Anoniem zei

Een Palestijnse staat heeft tot op de dag van vandaag als zodanig nooit bestaan. Er was en er is geen Palestijnse staat, geen Palestijnse cultuur of opgraving ooit geweest. Er is nooit een Palestijns bestuur geweest. Dit alles is kunstmatig en heeft nooit bestaan. Zelfs de Arabieren erkenden dit.Sheik Palazzi die leider is van de Moslim gemeenschap in Rome zegt over Israël dat dit hun rechtmatige plaats is. De koran zelf zegt dat het land van de Joden is. De geschiedenis meldt niets over een Palestijnse president of koning voordat de voormalige terreurbaas Jasser Arafat ten tonele verscheen.

Anoniem zei

De zionisten (lees: zwijnen) zijn o.a. heel goed in geschiedvervalsing maar het is ze toch niet gelukt, na 60 jaar van oneindige pogingen, om de geschiedenis in hun voordeel te vervalsen. Dus ook weinig geluk voor jou om jouw zionistische propaganda hier te verkopen. Lees de artikelen op deze blog en leer de waarheid kennen over de Palestijnse kwestie.