zondag 9 maart 2008



Vrijheid en onafhankelijkheid voor de Palestijnen



Michel Warschawski



Na jaren van onderhandelingen over een definitief akkoord blijkt dat Israël nog steeds niet tot een compromis bereid is. Vrijheid en onafhankelijkheid voor de Palestijnen, blijken alleen mogelijk door de strijd voort te zetten.

Het bezoek van Ariel Sharon, de leider van Israë­lisch rechts, aan het bordes van de Al-Aqsa moskee in Jeruzalem heeft het kruidvat uiteinde­lijk tot ontploffing bracht. Direct na Camp David was duidelijk dat die ontploffing niet lang meer op zich zou laten wachten. De top was voor veel Palestijnen het einde van het Oslo-proces. Daar maakte de onverzettelijkheid van Barak een einde aan de onderhandelingen.


Provocatie


Barak ging er van uit dat de Palestijn­se leiders zich net zo gematigd zouden opstellen als de afgelopen zes jaar, bij tussen­tijdse akkoor­den. De Palestijnse leiders leken hun ogen te sluiten voor de voortdu­rende kolonise­ring van de bezette gebieden. Maar geen enkele Palestijnse leider heeft sinds de Oslo-akkoorden de minimum­eisen voor een defini­tief akkoord afge­zwakt: terugtrekking van Israël uit de in juni 1967 bezette gebieden; de ontman­telin­gen van alle kolonis­tenvestigingen; het recht op terugkeer van vluchtelingen; de stich­ting van een onafhankelij­ke Palestijnse staat op de westelijke Jordaanoe­ver, inclusief Oost-Jeru­zalem en de Gazastrook.


Op grond van de eerdere onderhandelingen gingen de Israëlische leiders er vanuit dat ook deze eisen voor een definitief akkoord onderhandelbaar waren.


Toen Barak het grootste taboe doorbrak en nog verder ging dan Netanyahu -het claimen van de Israëlische soevereiniteit over de rotsmoskee, die gebouwd is op de ruïnes van de tempel van Salomon- luidde hij het einde van de onderhande­lingen in. Barak zal de geschiedenis ingaan als een crimineel, die in Camp David een religieuze kruistocht in het Midden-Oosten ontketende en de oorlog tot bevrijding van Jeruzalem provoceerde. Vergeleken met Barak is Ariel Sharon maar een kleine jongen.


Gepland geweld


Het Israëlische militaire geweld komt niet uit de lucht vallen. De blauwdrukken waren al minstens een jaar klaar. Ondanks de onderschatting van de Palestijnse leiders heeft Israël wel altijd reke­ning gehouden met een eenzijdig door de PLO uit­geroepen onafhankelijkheid. Volgens welingelichte Israëlische journalisten heeft Israël tot doel de Palestijnen een zware prijs te laten betalen voor een dergelijk initiatief. Een van de stukken stelt uitdrukkelijk dat er bloed moet vloeien. En gezien de massale inzet van elite scherpschutters en het richten op het bovenlichaam, lijkt dat te kloppen: Het leger heeft het bevel ontvangen om te schieten en te doden.


Met meer dan honderdvijftig doden en duizenden gewonden is de prijs die de Palestijnen betalen extreem hoog. Toch lijkt hun vastberadenheid er niet minder op geworden. Met duizenden bereiden ze zich voor op een gevecht dat niet snel voorbij zal zijn, in de vorm van massale confrontaties of in de vorm van guerrilla-operaties in de be­zette gebieden.


Het einde van een illusie


De Palestijnse opstand heeft van de Israëlische bezetting weer dé centrale kwestie gemaakt. Het grootste deel van de Israëli's en de internatio­nale gemeenschap deed alsof sinds de onderteke­ning van de beginselverklaring van Washington in september 1993, de bezetting over was en vervan­gen was door een vredesproces. Een fijn gevoel, behalve voor de Palestijnen die al snel begrepen dat de Israëlische bezetting van de westelijke jordaanoever en een deel van de Gazastrook gewoon door ging en Israël haar repressieapparaat in stand hield. En bovendien doorging, hoewel in mindere mate, met het vestigen van nederzettingen en het stelen van water en land. Gaza en Jeruza­lem werden afgesloten en de bewegingsvrijheid van de Palestijnen werd dus ernstig beperkt.


Door de opstand zijn de Israëlische leiders met hun neus op de feiten gedrukt. Grenzeloos arro­gant dachten ze dat ze de Palestij­nen konden dwingen om hun meest elementaire rechten op te geven. De illu­sie dat de Palestijnen een apart­heidssysteem zouden slikken ligt na zeven jaar aan duigen.


Een belangrijk element in de berekeningen van Israël is altijd geweest dat ze dachten ieder compromis met behulp van de Palestijnse nationale leiding te kunnen opleggen aan de Palestijnen. Immers, zoals iedereen weet, de Palestijnse bevol­king heeft geen eigen wil en luistert netjes naar hun dicta­tors. Helaas voor Barak, de Palestijnse delegatie was niet bereid tot meer concessies. De huidige opstand laat zien dat Ara­fat en de Fatah-beweging niet zijn verworden tot een stelletje collaborateurs. De Palestijnse politie en Fatah-militie staat vooraan in de strijd. Zeven jaar geleden maakte de voorzitter van de PLO een pro­blematische en extreem riskante keuze door een bestand te sluiten, in ruil voor een Palestijns-Israëlisch onderonsje waarbij het Amerikaanse imperialisme als scheidsrechter zou optreden. Hij ging akkoord met de extreme concessies die de VS en Israël eisten en beloofde dat hij die Pale­stijnen die meenden dat hij niet het recht had om dergelijke concessies te doen, zou onderdrukken. Sommige van zijn medewerkers hebben de grens tussen onderhandeling en collaboratie overschre­den. Toch zijn Arafat en de honderdduizenden activisten die hem ondersteunen geen marionetten van Israël. Ze accepteerden de Israëlische dicta­ten, om aan het einde van de overgangsperiode de volledige beëindiging van de Israëlische bezet­ting te bewerkstelligen en een soevereine staat in de bevrijde gebieden te vestigen met Jeruzalem als hoofdstad.


Een oorlog op twee fronten


Hoewel de Israëlische regering er van droomde dat het op vechten zou uitlopen en het bloed rijke­lijk liet vloeien, duurde het niet lang voordat ze begrepen dat de militaire confrontatie proble­matischer was dan ze hoopten. Het grootste pro­bleem zijn niet de vuurwapens -minder dan tien­duizend- die de Palestijnse politie en de natio­nalistische groeperingen bezitten, maar de soli­dariteit tussen Palestijnen in Israël en Pale­stijnen in de bezette gebieden. Een solidari­teit die is versterkt door het religieuze belang van Jeruzalem en haar moskeeën. De Palestijnse bur­gers van Israël namen het initiatief tot een echte volksopstand in Galilea en de Wadi Ara regio bij Tel Aviv.


Ruim een week organiseerden duizen­den Palestijnen een werkelijk beleg rond de jood­se dorpjes die gedurende de laatste 20 jaar ge­sticht zijn om Galilea joods te maken. Tientallen wegen werden afgesloten omdat er gevaar bestond voor hinderla­gen van met stenen en molotov cock­tails gewapende jongeren. Dagelijks waren er confrontaties tussen de bevolking en leger en politie. Deze Israëli­sche staatsburgers lieten zien hoe kwaad ze zijn over het bloedbad in de bezette gebieden en vijf­tig jaar schande­lijke ongelijkheid en vernederin­gen die hun opge­legd zijn door de staat Israël.


Racistische en moorddadige reacties van hoge lei­ders, gaven groen licht voor de uitbarsting van anti-Arabische pogroms door het hele land. Hon­derden jongeren overvielen Arabische dorpjes, verwondden en doodden inwoners en zetten enkele moskeeën en woningen in brand. De politie vuurde slechts op Ara­bie­ren die zichzelf probeerden te verdedi­gen.


De pogroms hebben diepe wonden gesla­gen, die niet zo snel zullen gene­zen, ook niet door de extra fondsen die een ge­schrok­ken Barak haas­tig heeft toege­zegd aan de Arabi­sche gemeen­schap.


Er is geen enkele reden aan te nemen dat Ara­fat in staat is een einde te maken aan de op­stand, ook al wordt dat door Israël en de VS geëist. In tegenstelling tot de racistische fan­tasieën van de Israëlische regering is de Palestijnse bevol­king geen kudde schapen die van de straat ge­jaagd kan worden, binnengeroepen door hun leider. Maar zelfs als Arafat hiertoe wel instaat zou zijn dient beseft te worden dat er in Palestina onom­keerbaar een pagina is omgeslagen.


Geen opmerkingen: