vrijdag 8 februari 2008

De mensonterende alledaagse realiteit




Interviews met Palestijnse jongeren in Israël

Riad Nasser

Gedurende mijn laatste bezoek aan Israël in juli 2004 heb ik verscheidene groepsinterviews afgenomen bij Palestijnse jongeren in Israël die pas hun eindexamen hadden gedaan. De interviews zijn onderdeel van mijn onderzoek m.b.t. de Palestijnse gemeenschap in Israël, hun identiteit, onderwijs, enz. De algemene indrukken die ik gevormd heb op basis van deze interviews laten een gemeenschap zien in crisis, teweeggebracht door het discriminerend beleid dat gevoerd wordt door de Israëlische regering, hetgeen duidelijk blijkt uit het gebrek aan geld voor Arabische scholen in Israël, de beperkte toegang tot universiteiten voor Arabische jongeren, de maatschappelijke isolatie van de Palestijnen, het hoge werkloosheidscijfer en hun politieke marginalisatie.

Recente rapportages in Haa’retz (een Israëlisch dagblad) toonden aan dat de uitgaven van de Israëlische regering aan Arabische scholen in Israël de helft bedragen van die voor vergelijkbare Israëlische scholen. Door het gebrek aan geld is het voor een Palestijnse school in Israël erg moeilijk om wetenschappelijke ontwikkelingen bij te houden en het noodzakelijke onderwijs te verschaffen. Het resultaat is dat de kwaliteit van het onderwijs omlaag gaat en dat het niveau van de prestaties van de leerlingen lager ligt dan het nationaal gemiddelde in Israël. Maar omdat onderwijs door veel Palestijnen gezien wordt als de enige mogelijkheid tot een beter leven, verrichten zowel docenten als studenten enorme inspanningen om een paar studenten te helpen hun eindexamen te halen en met Joodse studenten te wedijveren om plaatsen aan de Israëlische universiteiten.

Wanneer zij van school komen, realiseren Palestijnse jongeren in Israël zich snel de complexe realiteit van hun bestaan. In hun steden is de werkloosheid twee keer zo hoog als onder de Joden. De redenen daarvoor zijn zowel economisch als politiek. De economische reden is dat het grootste deel van de Palestijnse beroepsbevolking in Israël banen heeft die minder goed betalen, in de dienstensector, in de industrie en in de bouw. Wanneer de economie achteruitgaat, zijn zij de eersten die ontslagen worden. In de afgelopen jaren, mede vanwege het politieke conflict in het Midden-Oosten, heeft Israël arbeiders geïmporteerd uit Taiwan, Thailand, Spanje, Turkije, Hongarije, de Filippijnen, enz. Deze arbeiders wedijveren met de Palestijnse arbeiders om dezelfde banen. Aangezien deze arbeiders slechter betaald worden door hun Joodse werkgevers, krijgen zij nu veel van de slecht betaalde banen in Israël. Het resultaat is hoge werkloosheid onder de Palestijnen in Israël.

De politieke reden is dat de escalatie in het conflict tussen de Palestijnen en Israël samengaat met een radicalisering van de Joodse politieke standpunten m.b.t. de Arabieren in Israël (zie de recente oproepen van Israëlische functionarissen tot het verwijderen van Arabieren uit Israël, bijvoorbeeld Netanyahu’s oproep tot ‘transfer’ van Israëlische Arabieren tijdens de laatste conventie van de Likoed partij); dit draagt bij tot maatschappelijke isolatie van de Palestijnen in Israël en tot hun verwording tot ongewenste burgers. Het effect van maatschappelijke isolatie is dat hun steden en dorpen grote etnische getto’s worden. En zo wordt ook de aanwezigheid van en het werk gedaan door een Palestijn in een Joodse setting minder gewenst.

Het is niet gemakkelijk voor jonge Palestijnen, die pas van de middelbare school af komen en die mogelijkheden zoeken om verder te studeren, om met al deze problemen om te gaan. Voor velen vervaagt de droom van dokter, advocaat of ingenieur te worden snel na hun eindexamen. Zoals veel studenten in de interviews aangaven, is er eerst het probleem van het toelatingsexamen tot de universiteit. Studenten die het zich kunnen veroorloven, doen verscheidene extra cursussen om er zeker van te zijn dat ze hoge punten halen. Maar hoge punten voor het toelatingsexamen tot de universiteit garanderen voor een Palestijn nog geen toelating tot de Israëlische universiteiten. De Israëlische universiteiten passen voor elke faculteit een quotabeleid toe op het aantal Arabische studenten dat in een bepaald jaar toegelaten wordt. Dit beleid houdt in dat wanneer bijvoorbeeld een medische faculteit 100 studenten kan toelaten, en 150 jongeren die aan de toelatingseisen voldoen zich hebben aangemeld, onder wie 75 Arabische studenten, de faculteit 98 Joodse and 2 Arabische jongeren zal toelaten. Met andere woorden, het quotasysteem fungeert als discriminerend beleid, om ervoor te zorgen dat het aantal Palestijnse studenten tot het minimum beperkt blijft.

De studenten vermeldden veel gevallen waarin Palestijnse jongeren in de groep zaten die landelijk de hoogste punten hadden behaald voor het toelatingsexamen, maar niet toegelaten waren tot de universiteit. De studenten maakten me deelgenoot van de strategieën die zij bedacht hadden om hiermee om te gaan. Sommigen studeren in het buitenland; de meest aantrekkelijke landen voor hen zijn Italië and Duitsland. Onlangs heeft Jordanië zijn universiteiten opengesteld voor Palestijnse studenten uit Israël. Maar voor velen zijn de kosten van onderwijs in Jordanië hoger dan in Italië.

Anderen werken gedurende een aantal jaren, sparen geld en melden zich, met de (financiële) hulp van familieleden, aan bij Israëlische universiteiten. Wanneer jongeren niet toegelaten worden tot een Israëlische universiteit, dan gaan zij naar het buitenland of geven hun droom op. Degenen die in het buitenland studeren, hebben financiële moeilijkheden. Vaak wordt de studie van een gezinslid een collectieve inspanning van de grootfamilie. Mijn neef, bijvoorbeeld, studeert in Italië. Zijn vader kreeg verscheidene hartaanvallen en moest een operatie ondergaan. Zijn inkomen is niet groot. Mijn zus heeft twee banen. Haar andere zoon, die vorig jaar voor zijn eindexamen slaagde, werkt ook, en helpt zijn broer. Mijn broers en ik betalen wat we kunnen om de studie van mijn neef te bekostigen.

In Tira, mijn thuisstad in Israël, heb ik met de hulp van mijn neven een groep jongeren bij elkaar gekregen die pas geslaagd waren voor hun eindexamen. Van de vijftien die die bijeenkomst bijwoonden, is maar één student op het moment ingeschreven aan een universiteit. Sommigen werken om geld te sparen en willen zich in de toekomst aanmelden, anderen hebben hun toekomst ‘gevonden’ als werkers in de bouw, in de dienstensector, in garages, en de rest is nog steeds op zoek naar werk. Hetzelfde beeld kreeg ik in Taibeh, Jatt, en op andere plaatsen.

Toen ik de jongeren vroeg naar hun dagelijkse bezigheden, antwoordden zij dat zij de meeste tijd doorbrengen in de stad zelf. Ze zeiden dat ze zich niet buiten de stad waagden, zelfs niet om naar het strand te gaan omdat ze bang waren lastig gevallen te worden door de politie of door radicale Joden. Een keer, toen mijn familie het plan opgevat had een uitstapje naar het Meer van Tiberias te maken, moest mijn broer verscheidene plekken proberen voordat we een deel van de oever vonden dat voor iedereen toegankelijk was. Op één plek werd ons de toegang ontzegd omdat dat deel ‘gereserveerd, alleen voor gasten’ was, en op een andere plek verdriedubbelde men de entree, als een manier om van ons af te raken. Wat ik probeer duidelijk te maken is dat de maatschappelijke isolatie van Palestijnen in Israël drie keer zo groot is geworden in de laatste paar jaar. Bovendien is – door de verslechtering van de economische situatie van de Palestijnen en het gebrek aan onderwijsmogelijkheden – het leven in een Arabische stad in Israël eerder gaan lijken op dat in een groot getto dan op het leven in een woonwijk die in open verbinding staat met de rest van het land. Er blijft een jonge Palestijn weinig anders over dan door de straten te zwerven in de hoop een vriend tegen te komen, een baan of drugs te vinden, een misdaad te begaan of een God tegen te komen die hem helpt.

Bron: http://www.friends-nazareth.nl




















Druppels, wat tranen in de emmer
Fadi Hirzalla

De Maltees-Amerikaanse oorlogsverslaggever Joe Sacco bezocht begin jaren negentig – in de nadagen van de eerste intifada – de Westelijke Jordaanoever en Gaza. Daar sprak hij gedurende een paar maanden met honderden Palestijnen en Israëliërs, van Palestijnse ex-gedetineerden tot stenengooiende jeugd, van Israëlische soldaten tot ontwrichte gezinnen. Wat hij zag, hoorde, dacht en voelde bundelde hij in Palestine (2001), een graphic novel: een soort stripboek, maar in dit geval niet geschikt voor de tere kinderziel.

Met een dynamische tekenstijl schetst Sacco tal van verontrustende feiten van het conflict. Met een verbluffend oog voor detail laat hij zien hoe de onderdrukte Palestijnen hun dagelijkse leven proberen te voorzien van betekenis, van waarde. Dit wereldwijd geprezen boek is nu in een Nederlandse vertaling verschenen. Bekroond met de American Book Award, Gugenheim Fellowship, Firecracker Award en de VPRO Grand Prix, is Onder Palestijnen een boek zonder zwaktes en gezien de huidige situatie van het conflict nog altijd actueel.Het leesvoer van Sacco is voor een ieder toegankelijk en fascinerend. Terloops geeft hij tamelijk wat informatie over de historie van het conflict, en bijna elke bladzijde resulteert onvermijdelijk in ontgoocheling, verdriet en verontwaardiging bij de lezer.

Sacco (in het boek als het personage Joe) neemt de lezer mee op een Palestijnse reis langs verschillende tijden en plaatsen – van Jaum al-Nakba (Arabisch voor ‘de Dag van de Catastrofe’, 14 mei 1948, toen Israël zich onafhankelijk verklaarde) tot de intifada, van Nablus tot Rafah.Wie wel eens onder Palestijnen is geweest, zal zich zo af en toe glimlachend herkennen in Sacco’s belevenissen. Een vrouw die hem een kop thee schenkt, en net zo lang suiker blijft opscheppen totdat het suiker niet meer door het water wordt opgenomen (Sacco: ‘gastvrijheid per schepje’). Een man die hem elke paar minuten, als er een stilte valt in het gesprek, opnieuw welkom heet. Een hoogbejaarde die hem rondleidt in de grot van Machpelah en daarbij uit de koran reciteert ‘alsof ie een paardenrace verslaat’.

Ook grappig is wat een man hem vertelt over diens neef: ‘Heel goed nieuws, het komt goed met hem, de kogel is niet door z’n schedel gegaan. Maar degene die in zijn kont geschoten is, die heeft misschien complicaties.’Humor met ironie, zonder meer, maar het boek dwingt eerder tot huilen dan tot lachen. De beelden komen in een noodvaart op je af en spatten uiteen in je gezicht – een douche zo koud dat je keer op keer steil achterover slaat. Alsof het boek je bij de kladden grijpt en onverbiddelijk dwingt intiem kennis te maken met gekwelde zielen, de geslachtofferde getuigen van de geschiedenis. Je loopt door de regen met ze mee over modderpaden, je schuift tegen ze aan in koude woonkamers of je geeft met ze een cynische blik aan ‘de joden’.
Een oude man vertelt dat hij in 1948 werd verdreven van huis en haard en hoe het was om later te zien dat Israël zijn geboorteplaats compleet van de aardbodem had weggevaagd. Een verpleegster vertelt dat Israëlische soldaten er niet voor schromen een operatiekamer binnen te stormen om de patiënt te ondervragen. Een boer vertelt dat hij het gevoel had ‘zijn eigen kinderen om te brengen’, toen een stel soldaten hem dwongen zijn olijfbomen te kappen. Een man vertelt dat bewapende kolonisten zijn huis met stenen bekogeld hadden en hoe zijn moeder vervolgens flauw viel van angst. Ex-gevangenen vertellen hoe ze zonder proces werden ingesloten en fysiek en mentaal werden ontmenselijkt in de Israëlische gevangenis Ansar III.

Een moeder vertelt hoe haar zoon werd neergeschoten door Israëlische soldaten, toen hij mensen wilde helpen die last hadden van traangas. Hij stierf omdat de soldaten zijn ambulance ellenlang vertraagden en omdat – eenmaal aangekomen in een ziekenhuis – alle Israëlische dokters hem negeerden. Dezelfde moeder verloor de volgende dag nóg een zoon, een jochie nog, dat stenen gooide en een Israëlische kogel als antwoord kreeg. De moeder vertelt hoe Israëlische soldaten haar treiterden en uitlachten toen zij haar kinderen wilde begraven.Dit zijn maar wat voorbeelden van de herinneringen die in Sacco’s boek de revue passeren. Sacco zou zeggen: ‘slechts druppels, wat tranen in de emmer.’

Verplichte kost voor wie zich afvraagt waarom sommige Palestijnen zich verlagen tot het plegen van aanslagen. Onder Palestijnen, het is een titel die de lading van het boek dekt. Wie het boek leest krijgt een idee hoe marteling, moord, vernedering, insluiting en verdrijving ongeveer moet aanvoelen, hoe het beleid van ‘de enige democratie in het Midden-Oosten’ eruit ziet, en hoe dat alles wordt verknipt, verdraaid en verdoezeld door media en politiek. Het drijft Sacco tot het afschilderen van de Israëliërs als een volk van tirannieke soldaten en nijdige kolonisten.
Wijlen Edward Said schreef: ‘In de wereld van Sacco bestaan geen zalvende verhalen over Israëlische overwinningen, democratie en prestaties, geen hardnekkige clichés van de Palestijnen als stenengooiende, strijfkoppige en fundamentalistische schurken wier enige doel het is om de vredelievende, vervolgde Israëliërs het leven zuur te maken. (…) Sacco kiest niet onverholen partij, past de werkelijkheid niet in een rigide, vooraf bedacht schema, maar doet ook geen moeite om te verbloemen wat voor armoedig, onzeker bestaan de Palestijnen leiden.

Hij toont de collectieve onvrede en (…) de levens die zich doelloos afspelen binnen de omheiningen, het ronddolen en altijd maar wachten, wachten, wachten.’Sacco’s boek heeft nauwelijks aandacht voor de Israëlische kant van het verhaal. Maar dat mag geen minpunt heten, omdat de Palestijnse kant op zich natuurlijk relevant is. Sacco komt er dan ook vierkant voor uit dat hij voor dit boek alleen het verminkte Palestijnse leven heeft willen meemaken. Hij vertelt in een gesprek met twee Israëlische vrouwen in Tel Aviv: ‘Mijn leven lang heb ik vrijwel uitsluitend de Israëlische kant gehoord. Ik wil best Israëliërs leren kennen, maar daarvoor ben ik hier niet.’

Het boek biedt verder geen punctuele historische of politieke beschouwing van het conflict. Dit is echter een zorgvuldige keuze geweest om datgene te bereiken wat dit boek zo briljant maakt: het conflict een menselijk gezicht geven. Een getekend gezicht, afgemat en ongelukkig, door geen goed mens ontkenbaar. Sacco wordt dan ook in het geheel niet gedreven door politieke ambities. Hij omzeilt bewust het vaak abstracte of hypocriete politieke gewauwel door zich gewoonweg te concentreren op wat Palestijnen nu daadwerkelijk dagelijks beleven.

Toen Sacco eens in Jeruzalem liep, zag hij hoe een Palestijns jongentje werd aangehouden door Israëlische soldaten. ‘De soldaten gingen onder een afdakje staan, die jongen moest zijn keffiyeh afdoen en ze wezen waar hij moest gaan staan – in de regen… (…) Die jongen stond daar maar en beantwoordde hun vragen; wat kon hij anders? Maar wat dacht hij ondertussen? (…) Afgezien van het machtsmisbruik op dat moment, afgezien van de echte grote vraagstukken – Jeruzalem, de nederzettingen, de vluchtelingen – die aan bod moeten komen, (…) is er nóg iets. Een jongen in de regen, en waar denkt hij aan? Wat moet er worden van iemand die zich machteloos voelt?’

Het is duidelijk dat de mens de rode draad van het boek vormt. Dat is onmiskenbaar de grootste kwaliteit van Onder Palestijnen. Het is wat het boek maakt tot wat het is: doeltreffend, origineel en aangrijpend. Hoezeer ik ook mijn best deed het boek rustig aan te lezen, het lukte mij niet om in langer dan 24 uur het boek te verzwelgen. Elke pagina verleidt heftiger dan de vorige tot de volgende. In alle gulzigheid kan ik er niet omheen: de 285 pagina’s die dit kunstwerk telt zijn te weinig om de honger te stillen. Zoals een kind een rit in een achtbaan beleeft: adembenemend, echt, ontnuchterend en geweldig, maar altijd te kort, hoe groen en geel je er ook van wordt.

Geen opmerkingen: