zondag 17 februari 2008



Veertig jaar bezetting: heeft een Palestijnse staat nog zin?

Lucas Catherine


De media vertrekken meestal van het standpunt dat het bij het conflict tussen Israëli’s en de Palestijnen gaat om een strijd tussen twee bevolkingsgroepen waarvan er een ’na eeuwen van vervolging’ is teruggekeerd en nu eindelijk recht heeft op een thuisland. Deze gelijkschakeling wekt de indruk dat het hier om twee evenwaardige, gelijke partijen gaat. Dat is dus niet het geval.


Hier staat een kolonisator, een bezetter die structureel geweld gebruikt, tegenover een volk dat gekoloniseerd en onderdrukt wordt. En dat is zo geweest van bij het begin van het conflict toen Europese joden op het einde van de negentiende eeuw beslisten om, met de hulp van Groot-Brittannië, toen de belangrijkste Europese mogendheid, Palestina te koloniseren en de oorspronkelijke bevolking te verdrijven.

Nu zou het koloniale ontstaan van Israël in principe geen probleem hoeven te zijn: heel wat landen waren oorspronkelijk blanke bevolkingskolonies (de VSA, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika, Zambia, Zimbabwe...) Maar er is dit verschil. Het kolonisatieproces is daar afgelopen, omdat de oorspronkelijke bevolking werd uitgeroeid en volledig gemarginaliseerd (zoals in de VSA, Australië, enz.), of omdat het tot een schikking kwam met de oorspronkelijke bevolkingen waarbij hun rechten werden erkend (Zuid-Afrika, South Rhodesia/Zimbabwe, enz.). Maar in Israël/Palestina gaat de kolonisatie nog dagelijks voort. Iedere dag groeit het aantal kolonisten op de Westelijke Jordaanoever, iedere dag wordt weer land onteigend.

In juni 1967 bezette Israël wat overbleef van Palestina na de stichting van de joodse staat in 1948. Bij de kolonisatie die daarna op gang kwam, volgden de zionisten dezelfde tactiek die ze eerder in Israël hadden toegepast. Ze begonnen kolonies op te richten aan de uiterste grenzen van het nieuw veroverde gebied, in de Jordaanvallei en in voor hen ideologisch belangrijke steden als Jeruzalem of Hebron. Dit was niet het werk van religieuze fanatici of van wat nu de Likudpartij heet, maar van de Arbeiderspartij van Shimon Peres.

Onmiddellijk na de bezetting in 1967 werd het eerste globale kolonisatieplan uitgetekend door de toenmalige socialistische minister (en generaal) Ygal Allon. De religieus gemotiveerde kolonisten zullen pas tien jaar later, in 1977, op het toneel verschijnen onder de naam Gush Emunim (Blok der Gelovigen).

De strategie van de spin

Daarbij gingen de Israëli’s te werk volgens een methode die al op het Zionistisch Congres van 1903 door ene Franz Oppenheimer werd geformuleerd (in het Duits, de toenmalige voertaal van de zionistische beweging): "Nun, meine Freunde, wir sollten ein Netz von Bauernkolonien über das Land spannen... Wenn man ein Netz spannt, so schlägt man erst an den Stellen die Haken ein, zwischen denen das Netz enstehen soll. Dann spannt man zwischen diesen Haken starke Stricke, dann knüpft man zwischen den Stricken stärkere Fäden und stellt derart ein grobes Maschenwerk her, das man dann nach Bedarf durch das Dazwischenwirken feiner Maschen ausgestaltet. Genauso haben wir, meine ich, vorzugehen." (1) De strategie van een spin die haar web weeft.

Deze oude tactiek werd ook op de Westelijke Jordaanoever toegepast, met als gevolg dat er nu over het gebied een groot joods-koloniaal net ligt dat uit 146 kolonies bestaat (en 120 Mizpe of outlooksettlements) waarin 267.900 joodse kolonisten wonen (in het door Israël geannexeerde Jeruzalem wonen er nog eens 240.000). Die worden met elkaar verbonden door 795 kilometer ‘louter joodse’ wegen (bypass roads), tunnels en viaducten. Zij vormen de mazen van het net. Voor de Palestijnen resten er 190 eilandjes waarop ze zijn samengedreven en door checkpoints van elkaar worden afgezonderd.

Onmogelijke twee-staten-oplossing

Dit joodse netwerk - of met een modernere term ‘matrix of control’ - wordt nog verstevigd door zeven grote joodse industriële zones, die de economische ruggengraat vormen voor de bezetting. In deze zones wordt Palestijnse arbeid ingeschakeld ten voordele van de Israëlische industrie. Na veertig jaar gestage opbouw is dit betonnen en metalen netwerk niet meer weg te werken. Het is dus volkomen onrealistisch om nu nog te spreken van een twee-staten-oplossing. Fysisch is de Westelijke Jordaanoever dermate veranderd dat een leefbare Palestijnse staat in deze 190 Arabische bevolkingseilandjes onmogelijk is geworden.

Maar er is meer. Kolonies en Palestijnse steden en dorpen zijn niet alleen door elkaar verweven, ze zijn ook structureel verbonden met Israël. De staat Israël is zelf uit zo’n netwerk gegroeid. En dit netwerk bestaat er gedeeltelijk nog altijd. Van de 7 miljoen inwoners zijn er immers maar 5.400.000 joden (cijfers van 2006) en vormen de Palestijnen 20 % van de bevolking. Zij leven in 160 Arabische dorpen en steden tussen de joden, met een concentratie in Galilea, waar zij 85% van de bevolking uitmaken. Ook daar zijn de bevolkingen en de woonkernen door elkaar verweven.

In het historische Palestina (Israël, Gaza en de Westbank) leeft er vandaag een Arabische meerderheid: 5,7 miljoen Palestijnen tegenover 5,4 miljoen joden.. De enige realistische optie, gebaseerd op deze structurele feiten, is dan ook één staat, maar dan wel een staat die de beide bevolkingsgroepen dezelfde rechten garandeert en die de joodse koloniale dominantie ongedaan maakt.


Merkwaardig genoeg werd deze optie al heel vroeg in joodse middens geformuleerd door intellectuelen die het kolonialisme van de Labourzionisten niet zagen zitten.
De vervlogen droom van een joods spiritueel centrum in Palestina

De joodse filosoof Asher Ginzberg (1856-1927), die publiceerde onder de hebreeuwse naam Achad Ha’Am, stelde het als een van de eersten heel scherp: "De historische rechten van de joden in Palestina gaan niet ten koste van de rechten van de andere inwoners van het land, die er al eeuwen wonen. Ook voor hen is Palestina een ‘nationaal tehuis’ waar zij zich als natie mogen ontplooien. Hierdoor is Palestina het land van meer dan één volk. In dergelijke omstandigheden is het onmogelijk dat het nationaal tehuis van één volk een absoluut recht is...


Wanneer je je huis bouwt op een plek die niet leeg is, maar waar ook andere huizen staan waarin andere mensen wonen, kan je alleen maar meester zijn binnen je eigen huis. Daarbuiten moet je rekening houden met je medebewoners en het geheel moet worden beheerd in het voordeel van alle partijen." (Am Scheidewege, Einleitung, 1924).

Ander intellectuelen traden in zijn voetspoor. Judah Magnes (1877-1948), rector van de Hebreeuwse universiteit in Jeruzalem voor de oprichting van Israël, stelde dat "het joodse volk geen joodse staat nodig heeft om te kunnen blijven bestaan." (Like All Nations, Jerusalem, 1930). En ook Albert Einstein (1879-1955) had grondige kritiek op de koloniale onderneming in Palestina: "Ik ben eerder voorstander van een redelijke overeenkomst met de Arabieren op basis van een vreedzaam samenleven, in plaats van een joodse staat.


Om praktische redenen, maar ook omwille van mijn visie op de natuur van het judaïsme. Ik zie geen joodse staat zitten met grenzen, een leger en macht, hoe beperkt ook. Ik vrees dat het judaïsme dan grondig zal worden beschadigd en dat zich zo een eng nationalisme zal ontwikkelen, iets waar we nu, ook zonder joodse staat al moeten tegen vechten. Wij zijn niet langer de joden uit de tijd van de Makkabeeën. Een terugkeer naar een joodse natie, in de politieke betekenis van het woord zie ik niet zitten, want daarmee keren we ons af van de joodse spiritualiteit waaraan we ons genie en onze profeten te danken hebben." (Out Of My latter Years, New York, 1950).
Maar het brute kolonialisme van de Arbeiderspartij en van wat later Likud is geworden, heeft het gehaald, en erger, zowel Judah Magnes als Albert Einstein worden vandaag in Israël afgeschilderd als ‘ware zionisten’.

Eén Democratisch Palestina?

Bij de Palestijnen leefde de idee van een binationale staat niet. Zij zagen, terecht, het zionisme als een kolonisatie door Europese settlers. Die idee is bij hen maar opgekomen, nadat binnen de joodse staat een nieuwe, Hebreeuwse nationaliteit was ontstaan en duidelijk werd dat een terugkeer naar de situatie van voor 1948 nooit meer mogelijk was. Het is de verdienste van Al Fatah (gesticht op 1 januari 1965) om in juni 1968 voor het eerst te poneren dat in de toekomstige democratische staat waarvoor zij streden joden, christenen en moslims dezelfde rechten en plichten zouden hebben. Twee jaar later ging het Democratische Volksfront (DFLP) nog een stap verder en erkende de nationale rechten van de nieuwe Hebreeuwse natie in Palestina. Hierbij kwam voor het eerst een debat op gang tussen progressieve Palestijnen en linkse, antizionistische Israëli’s.

In dit nieuwe proces speelde de PLO-vertegenwoordiger in Brussel, Naïm Khader, een voortrekkersrol. Hij organiseerde eerst in Londen gesprekken met antizionistische Israëli’s als Uri Davis (toen secretaris van de Liga voor de Mensenrechten), Moshe Machover (van de kleine linkse partij Mazpen) en Kokhavi Shemesh (van de Marokkaans-Israëlische Black Pantherbeweging) en een jaar later, in 1976 in Brussel met opnieuw Uri Davis en de professoren Norton Mezvinsky en Marcel Liebman. (2) Het werd hem niet in dank afgenomen door Israël en door sommige Palestijnse strekkingen. In juni 1981 werd Naïm Khader voor de deur van zijn woning in Brussel doodgeschoten.

Het einde van een bevrijdingsbeweging

Het zogenaamde ‘vredesproces’ dat in Oslo (1993) vorm kreeg, heeft er toe geleid dat Fatah (en de Palestijnse Autoriteit) ondertussen niet langer een ‘bevrijdingsbeweging is die de politieke en nationale verzuchtingen van het Palestijnse volk nastreeft’. Dit stelt onder meer de Palestijnse socioloog en politicus Azmi Bishara, stichter van de Balad-partij en Israëlisch parlementslid. (3) "De PLO ging zich als een staat gedragen, zonder er een te zijn... Het resultaat was zeer gunstig voor Israël, nu had het als gesprekspartner een ‘bevrijdingsbeweging’ die haar doelstellingen en politiek had opgegeven, zonder een staat in de plaats te krijgen... De Palestijnen werden nu een van ‘twee betrokken partijen’ waarvan permanent geëist werd dat zij het waard moesten zijn om met de bezettingsmacht te onderhandelen...


De PLO verloor haar structuur, haar visie, haar bondgenoten en haar recht op bevrijding, nog voor het een staat werd. Omdat de PLO zich vroegtijdig als een staat ging gedragen, moest zij daar ook de verplichtingen van dragen, namelijk alle gewapend verzet afwijzen, iets wat naties alleen maar doen, nadat ze zich hebben bevrijd van de bezetting. Nu moest ze zelfs wat er overbleef aan verzet bekampen onder het mom van terrorismebestrijding" (Al Ahram Weekly, 6 april 2007).

En vandaag zijn het de ‘Arabieren’ in Israël die de nationale rechten van de Palestijnen weer op de dagorde plaatsen. De joodse staat heeft nog altijd geen grondwet. In 1948 werd die onder meer vermeden omdat, zoals de eerste premier Ben Goerion zei, "ons dit zou verplichten om onze grenzen vast te leggen, en de geschiedenis kan voor ons nog veel in petto houden". Nu is daar wel sprake van, en de Israëlische Palestijnen mengen zich in het debat en formuleren nationale eisen die het zionistische kolonialisme ter discussie stellen.

Een binationale staat?

Het begon in december 2006 met teksten en voorstellen van Mossawa (het Centrum van Arabische Burgers in Israël) en het normaal zeer gematigde Hoger Arabisch Monotoring Committee (de vereniging van alle Arabische burgemeesters in Israël), daarna gevolgd door een alternatief voorstel tot grondwet van Adalah (de Rechtenorganisatie van de Arabieren in Israël) in februari 2007. Zij vroegen:

* dat Israël wordt omgevormd van een ‘joodse staat’ tot een ‘tweetalige en multiculturele staat’ en dat alle officiële publicaties, rechterlijke beslissingen en mededelingen aan de media in de twee landstalen zouden gebeuren.

* dat de Arabieren in Israël hun eigen onderwijs, culturele en religieuze zaken zelf kunnen besturen, in volledige autonomie. dat de Wet op Terugkeer (waardoor elke jood ter wereld automatisch het staatsburgerschap kan verwerven) wordt afgeschaft en dat iedereen die om humanitaire redenen naar het land komt, ongeacht zijn religie, staatsburger kan worden. "De kwestie is niet", stelt Adalah, "wie is jood, maar wie is staatsburger. Nu worden de Palestijnse burgers van de joodse staat de facto beschouwd als vreemden in eigen land".

* dat de Arabische burgers van Israël die nu interne vluchteling zijn (het gaat om één Arabier op vier) naar hun dorp en grond van oorsprong waarvan ze zijn verdreven, mogen terugkeren (dat is nu bij wet verboden), en dat hun sinds 1948 geblokkeerde tegoeden op hun bankrekening worden terugbetaald - want officieel heten ze ‘afwezigen’, ook al verblijven ze in de joodse staat.

* dat Israël toegeeft dat het uit kolonialisme is ontstaan en het historisch onrecht dat het Palestijnse volk hierbij is aangedaan officieel wordt erkend.

* dat Israël de 93% van de grond die nu enkel aan joden is voorbehouden zou openstellen voor al haar burgers, dus ook voor de Palestijnen, de oorspronkelijke eigenaars.

* dat de internationale organisaties, zoals het Jewish Agency en het Joods Nationaal Fonds, die enkel voor joden infrastructuurwerken uitvoeren, geen rol meer mogen spelen in het land.

* dat alle eigendommen van de waqf (een soort ‘kerkfabriek’ van de moslims), waaronder heel wat grond, worden teruggegeven aan de Palestijnse gemeenschap;
* dat de symbolen van de staat (vlag en volkslied) op een basis van gelijkheid, of met Arabisch vetorecht zouden worden bepaald. (Vandaag is het volkslied, HaTikvah, de oude zionistische hymne, en de vlag verwijst enkel naar het jodendom).

Dit grondwetsvoorstel werd uitgewerkt in samenwerking met internationale juristen die ook meewerkten aan de nieuwe Zuid-Afrikaanse grondwet die na het apartheidsregime werd ingevoerd.

Joods Israël stond in rep en roer. Zelfs de zeer liberale krant Ha’aretz titelde: "Dit is het einde van de joodse staat." En minister Avigdor Lieberman stelde dat wie zoiets beweert maar moest oprotten. Lieberman is net als een ruim deel van de joodse publieke opinie voorstander van de verplichtte transfer van de Arabische staatsburgers naar de buurlanden.

‘Kunnen jullie het dan echt niet zien?’

De Israëlische publieke opinie is absoluut niet rijp voor een binationale staat. Ze is zelfs blind voor wat veertig jaar kolonisatie heeft aangericht. De Israëlische journaliste Amira Hass (van Ha’aretz) heeft het vorig jaar in een prangend artikel mooi verwoord onder de titel: ‘Kunnen jullie het dan echt niet zien?’.

Zij schreef in Ha’aretz van 30 augustus 2006: "Laten wij het niet hebben over die Israëli’s die ideologisch achter de ontheemding van het Palestijnse volk staan omdat "God ons uitverkoren heeft". Laten wij het niet hebben over de rechters die iedere wandaad van de militairen goedpraten. Laten wij het niet hebben over de militaire bevelhebbers die zonder verpinken een hele natie opsluiten achter muren, wachttorens, prikkeldraad. Laten we het niet hebben over de ministers. Die kan je geen collaborateurs noemen want zij zijn de bedenkers en de uitvoerders van deze politiek. Maar er zijn de anderen. De historici en wiskundigen, sterjournalisten, mediafiguren, psychologen, huisartsen en advocaten die Gush Emunim of Kadima niet steunen, onderwijzers, leraars, sportfietsers, trekkers, zangers, high-techfanaten. Waar blijven zij? En waar zijn jullie onderzoekers van het nazisme, de holocaust en de sovjetgoelags? Zijn jullie echt voor al deze discriminatie? Wetten die bepalen dat de Arabieren in Galilea minder oorlogsschade uitgekeerd krijgen na de Libanonoorlog dan hun joodse buren.

Kan het zijn dat jullie allemaal voorstander zijn van een racistische wet die zegt dat een Arabisch staatsburger zijn eigen familie niet mag opnemen in zijn huis? Zijn jullie allemaal voorstander van nog meer landonteigening, ontworteling van boomgaarden, bulldozeren van huizen...?

Zijn jullie echt zo gehersenspoeld met het ‘veiligheids’-argument...? Zullen jullie waarlijk zich kunnen verbergen achter het argument "wij hebben het niet geweten". Wij wisten niet dat er discriminatie was in de waterdistributie, dat checkpoints en wegcontroles de Palestijnen de toegang tot hun bronnen en watertanks ontzeggen...
Weten jullie echt niet wat er op een kwartier rijden van jullie faculteit of kantoorgebouw gebeurt...? Is het echt zo dat al wie snel zijn verontwaardiging uit als er ergens een swastika wordt geschilderd op een joods graf in Frankrijk en dat al wie direct reageert op een antisemitische krantenkop ergens in een regionale Spaanse krant, niet in staat is al deze feiten ook te kennen en ook hierover zijn verontwaardiging te uiten?

Als joden genieten wij in Israël geweldige privileges, die van ons collaborateurs van de bezetting maken. Wat doen wij concreet en dagelijks om ons te distantiëren van en niet langer te collaboreren met dit onderdrukkende regime dat een steeds brutalere bezettingspolitiek voert? Een of andere petitie ondertekenen is niet genoeg: Israël is een democratie voor zijn joodse burgers. Wij moeten niet vrezen voor ons leven. Ons zullen ze niet in een concentratiekamp steken, ons bestaan komt niet in gevaar en wij zullen onze bewegingsvrijheid behouden. Als we niets doen, drukt de last van collaboratie zwaar en is onze directe verantwoordelijkheid enorm."

De reactie was veelzeggend: een vloed aan haatmails naar de krant en naar de journaliste. Veertig jaar bezetting betekent niet alleen enorm veel miserie en lijden voor de Palestijnen. Deze bezetting maakt de joodse bevolking van Israël blind voor onrecht, ongevoelig voor machtsmisbruik. Ze maakt de Israëli’s zo arrogant dat voor hen alles mag en dat ze denken dat hun suprematie eeuwig zal blijven dure

(1) "Welnu, mijn vrienden, wij moeten een net van boerenkolonies over het land spannen... Als we zo’n net spannen, slaan we eerst haken in de grond, waartussen het net moet ontstaan. Daarna spannen we tussen deze haken sterke lussen. Tussen deze lussen worden vervolgens sterkere draden geknoopt, zodat er een groot mazenwerk ontstaat. Hierin kunnen we naar believen fijnere mazen aanbrengen om er een geheel van te maken. Ik ben van oordeel dat we precies op de wijze te werk moeten gaan."
(2) Deels gepubliceerd in Naim Khader e.a., ‘Towards a Socialist Republic of Palestine’, London en Kefar Shmaryahu 1978, en ‘Actes du Colloque Palestine’, Brussel 1977.
(3) Inmiddels heeft Azmi Bishara Israël verlaten en ontslag genomen als parlementslid. Hij wordt beschuldigd van ‘heulen met de vijand’, met andere woorden ‘hoogverraad’, en daarop staat in Israël de doodstraf. Concreet zou hij tijdens de jongste Libanonoorlog de Libanese militie Hezbollah hebben geholpen door telefonisch aanwijzingen te geven naar welke Israëlische doelen de Hezbollahartilleristen hun raketten moesten afvuren.


Geen opmerkingen: