woensdag 27 februari 2008



De strijd tegen de ontkenning van de Nakba

door Tariq Shadid

Door de gehele geschiedenis van de mensheid heen hebben oorlogen en wreedheden tussen volkeren plaatsgevonden, die meestal uit zijn gemond in massale slachtingen. We kunnen er zelfs van uitgaan dat vele genociden nooit zijn opgetekend in de wereldgeschiedenis.


Elk volk dat een dergelijk trauma in zijn eigen geschiedenis heeft, koestert deze bittere herinnering, op dezelfde manier zoals een mens later bij zichzelf omgaat met bijvoorbeeld een levensbedreigende verwonding of letsel. Het was immers allesbepalend voor zijn levensloop, en gruwelijke herinneringen aan angst en pijn kunnen bij ieder gewenst of juist ongewenst moment van terugdenken nare gevoelens oproepen.

Collectief trauma


In het collectieve geheugen van volkeren lijkt dit ongeveer net zo te werken. In veel gevallen krijgt het volkstrauma zelfs een eigennaam, zoals dit het geval is bij de Holocaust. Een dergelijke naam heeft in oorsprong een semantische inhoud, namelijk die van het betreffende onheil, maar verkrijgt na de toepassing op de grote levensramp een bepaalde exclusiviteit.


Als we bijvoorbeeld zeggen ‘De Watersnoodramp’, weten we immers allemaal direct dat het om de grote overstroming van 1953 gaat. Ook misstaat het de term ‘watersnoodramp’ op andere overstromingen toe te passen.


Ook de grote Palestijnse tragedie van 1948 heeft een eigennaam. De campagne van verdrijvingen, uitgevoerd door zionistische terreurgroepen, waarbij 800.000 Palestijnen van hun land werden verdreven ten behoeve van de stichting van de zionistische staat Israël, wordt door de Palestijnen de “Nakba” genoemd, ofwel de ‘catastrofe’.


In het artikel “Tijd voor een einde aan Nakba-ontkenning” is een verdere uiteenzetting over de Nakba te vinden, in een betoog voor het gebrek aan erkenning voor de tragedie van de Palestijnen als grootste struikelblok in de discussie over de kwestie.


Hier wil ik echter vooral stilstaan bij de geschiedenis van de Nakba-ontkenning en de wijze waarop dit fenomeen de ontwikkeling van zowel de beeldvorming, als helaas ook de besluitvorming over de kwestie heeft beïnvloed, en nog steeds beinvloedt.

Ontkenning als volk



Voorafgaand aan de ontkenning van hun Nakba leden de Palestijnen echter onder een andere vorm van ontkenning, die zo mogelijk nog veel verder en dieper ging: de ontkenning van hun bestaan als volk.


Niet alleen de gruwelijk misleidende wervingsslogan van de Zionistische beweging, ‘een land zonder volk voor een volk zonder land’, waarmee honderdduizenden joden naar Palestina werden gelokt terwijl ze de Europese jodenhaat en massaslachting probeerden te ontvluchten, getuigt hiervan.


In de periode tot 1967, voor de inname van het overgebleven deel van Palestina, beweerden Israëlische regeringsleiders nog steeds in het openbaar dat de Palestijnen simpelweg niet bestonden. Bekend in dit kader is de uitspraak van Golda Meir: “There is no Palestine people. There are Palestinian refugees.”


Ook veel van de Zionisten van vandaag de dag zetten deze lijn voort. Het vormt de achtergrond van de met name door Sharon bekend geworden formule dat de Palestijnen in Jordanie zouden moeten gaan wonen. Het zijn toch immers allemaal Arabieren?*


Pas nadat de spraakmakende acties van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie na de Zionistische inname van geheel Palestina aan de gehele wereldbevolking toonden dat de Palestijnen wel degelijk bestonden, begon het idee bij het publiek, maar ook de volksvertegenwoordigers in de westerse wereld door te dringen, dat hier meer aan de hand was dan een territoriaal conflict tussen een ‘Joodse staat’ en alle omringende Arabische staten.


Toch ontstond de werkelijke westerse erkenning van het bestaan van het Palestijnse volk als inheemse bevolking van het land Palestina pas na de ondertekening van de Oslo-akkoorden. Uit deze akkoorden, zoals ik vaker heb betoogd in andere artikelen, zijn slechts twee goede zaken voortgekomen; dit is er één van.


De andere is het feit, dat ondanks het feit dat juist die akkoorden het politieke klimaat creëerden waarin Israël ongestoord haar verdere landroof en kolonisatie in de bezette gebieden kon voortzetten, er inmiddels door het vredesproces overal in de wereld de verwachting gewekt is, dat er een Palestijnse staat zal komen.


Tot nu toe zijn de massamedia in het Westen erin geslaagd om de schuld van het niet bereiken van dit doel bij de Palestijnen te leggen door de veel voorkomende, journalistiek incorrecte strategie van klakkeloze overname van de uitspraken van de Israëlische legerwoordvoerders in de westerse pers. Desondanks is de verwachting momenteel juist ook in het westen, dat de uitkomst van het conflict, hoe het ook zij, via een kortere of langere weg uiteindelijk uit zal monden in een Palestijnse staat.
In hoeverre deze factoren een rol hebben weten te spelen in de ontwikkeling van de conflictsituatie is inmiddels gebleken, namelijk dat deze vrijwel geen invloed hebben gehad op de besluitvorming. Ook toen de publieke opinie tijdens de eerste Intifadah, die in 1987 begon, een sterke mate van sympathie begon te vertonen, en er nog geen sprake was van zelfmoordaanslagen, leverde dit aan enige verandering in de zeer hachelijke onderdrukkingssituaties niets op. Israël’s beleid werd, zoals altijd, door het westen gesanctioneerd dan wel getolereerd.

Nakba-ontkenning blijft


Van de ontkenning als volk zijn de Palestijnen inmiddels af. Vóór deze tijd voelde een Palestijn zichzelf tegenover westerlingen vaak genoodzaakt zich Jordaniër te noemen, of een ander land waarvan hij de nationaliteit inmiddels bezat. Nu kan een Palestijn overal ter wereld zeggen dat hij een Palestijn is, en doet dat ook.


Het onderwerp van de ontkenning van de Nakba lijkt voor sommigen misschien een vreemde stap terug naar het verleden, aangezien er momenteel een zodanig ernstige situatie bestaat dat het lijkt alsof nu oude koeien uit de sloot worden gehaald. Toch is dit zeker niet het geval, integendeel zelfs.


Iedereen, die pro-Israël is doet namelijk in mindere of meerdere mate aan Nakba-ontkenning, tenzij het mogelijk zou zijn, het bestaan van Israël te verdedigen tegelijk met een afkeuring van haar ontstaanswijze.


Benny Morris, een zeer hoog aangeschreven Israëlische historicus, zelf Zionist, kiest hierin een eerlijke weg en geeft toe dat hij vindt dat de stichting van Israël de gewelddadige verdrijving van de Palestijnen door de Zionisten simpelweg waard was. Hij geeft hierbij aan, dat hij het wel heel treurig vindt voor de Palestijnen. Of dit laatste dan ook zo eerlijk is, waag ik te betwijfelen.


Door Benny Morris’ ‘New Historians’ is de discussie over de Nakba in Israël gerieflijk obsoleet geworden, ook al heeft zeker niet iedere Zionist zijn ideeën overgenomen en is de Nakba-ontkenning nog steeds wijdverbreid en hardnekkig aanwezig. In feite hoeft niemand er nu meer een mening over te hebben, erover zwijgen is minder pijnlijk. De Nakba is waar het geweten van de Israeli’s knaagt, is de nagel aan de doodskist van de Zionistische staat, en is de herinnering aan een geboorte in de zonde van een bloedbad en een landroof.

Het taboe


Juist om deze reden is het onderwerp van de Nakba-ontkenning taboe, niet alleen in Israël, waar Benny Morris het taboe tenminste een ernstige deuk heeft toegebracht, maar juist in de westerse wereld. In het overgrote deel van de wereld is de Palestijnse tragedie overigens een bekend historisch feit, zonder enige zweem van taboes. De naam Nakba is echter wat minder bekend omdat de Palestijnen dit Arabische woord door de geschiedenis heen maar zelden in hun Engelse taalgebruik opnamen.


In West-Europa kent men de Palestijnse vluchtelingensituatie op zich wel, maar wordt de vraag hoe deze ontstaan is nog volledig geblokkeerd door het taboe. Hij wordt simpelweg niet gesteld, alsof er in het westerse denkbeeld al een overtuigend antwoord op bestaat dat algemeen bekend is.


Hoe kan het zijn dat een etnische zuivering van 800.000 mensen, behorend tot een volk, waarvan iedere wereldburger inmiddels kan zien dat het genadeloos wordt overheerst, van land beroofd, in de openluchtgevangenissen wordt opgesloten die het gevolg zijn van de constructie van de Apartheidsmuur, en met bruut geweld en high-tech wapens op kansloze wijze wordt geëlimineerd, geen vragen oproept? Hoe is het gekomen dat er inmiddels een Palestijnse diaspora van 5 miljoen zielen is ontstaan, waarvan het overgrote deel nog steeds woonachtig is in vluchtelingenkampen?


Wie deze kwestie aanhaalt kan rekenen op serieuze tegenwerking. Eén van de meest essentiële taboes in Nederland, in de Verenigde Staten, en in andere landen van de westerse wereld die de discussie en daardoor ook de parlementaire besluitvorming blokkeren, is het taboe op het bespreken van de Nakba.


Wie namelijk deze etnische zuiveringen wil bespreken komt hiermee automatisch aan de ontstaansgeschiedenis van de staat Israël. En het is zeker niet de bedoeling van de beleidmakers in dit land dat Nederlanders zich op grote schaal gaan afvragen, op welke wijze meer dan vierhonderd Palestijnse dorpen van de landkaart zijn verdwenen, en hoe de namen van plaatsen massaal in het Hebreeuws werden veranderd. Kortom: wat gebeurde er in Palestina, en met de Palestijnen?


Het antwoord: de Nakba. De dader: de zionistische terreurgroepen, die na de systematische etnische zuivering van een deel van Palestina de staat Israël uitriepen, bedoeld als exclusief joodse staat. Lees: Benny Morris, zelfs zionisten erkennen hun verantwoordelijkheid voor de Nakba eindelijk.


Dit zijn feitelijke antwoorden, geen meningen. Dit is de historie van de in Nederland zo geliefde staat Israël. Dit is de reden waarom velen in Nederland moeite hebben begrip op te brengen voor het feit dat de Palestijnse kwestie van meet af aan een mensenrechtenkwestie is. Zonder een erkenning van de Nakba, kan de ‘zonde van Israël’ naar buiten toe beperkt blijven tot de bezetting, waarbij zelfs de hardnekkige weigering van Israël, in weerwil van tientallen resoluties, om die zonde ongedaan te maken, wordt getolereerd.

Belang van het doorbreken van het taboe


Wie zich echter bewust wordt van wat zich tijdens de Nakba heeft afgespeeld, ziet de wereldwijd als illegaal gebrandmerkte Israëlische bezetting in een geheel ander perspectief. Die realiseert zich dan waarschijnlijk ook dat er nooit een oplossing kan komen zonder ook het vluchtelingenprobleem op te lossen, inclusief de handhaving van het recht op terugkeer.


Het feit dat de Palestijnse vluchtelingenkampen geen eigen, zichtbare politieke vertegenwoordigers hebben, betekent zeker niet dat de gezinnen geen kinderen zullen voortbrengen die hun Palestijnse identiteit, en het recht op terugkeer naar hun eigen land zullen handhaven en nastreven. In iedere familie is de voordeursleutel van de woning in Palestina het dierbaarste bezit , en de hang naar terugkeer is een ideologie die bovendien ondersteund wordt door het internationaal recht.


Zolang de Palestijnen echter als de primaire agressors worden afgeschilderd, hetgeen één van de standaarddoelen is van de beeldvorming in de westerse media, kan de huidige situatie door het westerse publiek en de besluitvormers niet in het juiste perspectief worden geplaatst. Als het taboe op de ontstaansgeschiedenis van Israël echter doorbroken wordt, en zowel het woord Nakba als ook de betekenis ervan gemeengoed wordt is het creëren van dit vijandsbeeld plotseling een veel zwaardere opgave.


Daarom is het anno 2006 niet alleen tijd, maar juist hoog tijd, om de Nakba centraal te stellen in de discussie. De Israëlische vredesbeweging is in de huidige tijd vrijwel afwezig, hetgeen betekent dat gesteld kan worden dat de Palestijnen aan de overzijde van de illegale muur geen partner meer hebben voor de vrede, afgezien van een handjevol activisten, refuseniks, en mensenrechtenorganisaties. Het blijven doorborduren op de in 1993 in Oslo ingeslagen weg zal daarom ook blijven uitmonden in vruchteloze en eindeloze afleidingsmanoeuvres (lees:’onderhandelingen’).


De uitweg voor het conflict voor de hiermee worstelende westerling, parlementariër of burger, ligt simpel in het loslaten van de gevoeligheden en de taboes, en het kijken naar de feiten, waarna een onvermijdelijk: j’accuse zal volgen in de richting van Israël. En j’accuse begint bij de Nakba, omdat Israël anders is weggekomen met een misdaad tegen de mensheid, die sinds die tijd alleen nog met verdere soortgelijke misdaden is verergerd.. Er bestaat geen enkele valide reden, om Israël voor de gewelddadige verdrijving van 800.000 Palestijnen, met het doel hun land in te nemen en te koloniseren, vrij te pleiten.

De actualiteit van de Nakba is nog dagelijks zichtbaar in het nieuws; na de Nakba van 1948 is deze gruwelijke trend immers voortgezet in een in fasen verlopende etnische zuivering van de Palestijnen.


Iedere misdaad tegen de menselijkheid, inclusief welke begaan wordt tegen Joden, Palestijnen, of welke bevolkingsgroep dan ook, dient afgekeurd te worden. De ontkenning van welke van deze misdaden dan ook is minstens even afkeurenswaardig. Alleen met dit principe kunnen we, in deze door technologie plotseling klein geworden wereld, met elkaar verder. Ik ben me er zeer van bewust dat de gemiddelde Nederlander geleerd heeft hierbij voor de geboortemisdaad van Israël, de Nakba, een uitzondering te maken. Toch geloof ik dat men zich meer en meer zal gaan afvragen of Israël deze uitzonderingspositie werkelijk verdient.

________________

*) Het is nogal saillant, dat de eenheidsgedachte van Arabieren in deze discussie plotseling waarde heeft binnen het Zionisme, terwijl in vrijwel alle andere retoriek een eventuele Arabische eenwording juist als een groot gevaar wordt geprojecteerd. Men is zich er ongetwijfeld van bewust, dat juist de onwerkbaarheid van een deportatie van Palestijnen naar Jordanie, en de verzekering van de creatie van een nieuwe brandhaard, mogelijkheden geeft voor een nieuwe Machiavelliaanse verdeel- en heerspolitiek. Zo blijft oorlog in het Midden-Oosten gegarandeerd, en is de bezorgdheid over een eventuele eenwording weer wat gesust.

Geen opmerkingen: